Door: Paul Disco,   12 maart 2015
Molenbeekstraat zoals het toen was

"Je leven is niet wat er echt gebeurd is , maar wat je herinnert en hoe je het herinnert."
Gabriel Garcia Marquez.


Mijn herinneringen zijn een mengeling van persoonlijke belevenissen en verhalen van mijn ouders, familie en vrienden.



De bovenstaande detailgetrouwe aquarel is vervaardigd op 25 Maart 1950 door J. Pastoor.
J. Pastoor was een medewerker van mijn Pa in "het centrale archief en lichtdrukkerij" van de Staatsmijnen. Op 1 April 1950 was mijn Pa, Hein Disco 25 Jaar bij de staatsmijnen en kreeg hij van de afdeling een oorkonde waarvan dit schilderijtje deel uitmaakte.
De standplaats van de schilder was bij de bunker ("de kazemat") op de huidige Parallelweg.
Rechts van het midden de boerderij van Lipperts en links de toenmalige Molenbeekstraat met op de achtergrond de Laurentiuskerk. Het meest linkse huis met het rode dak, was ons huis gebouwd in 1935 door de Fam. Leclou. Meer naar links stonden toen nog drie huizen van de families Broschinsky, Theunissen en Vijgen. Bij het laatste huis kwam de Molenbeek weer bovengronds. Het weiland en de boerderij zijn in 1970-1973 geheel bebouwd. In 2011, na het overlijden van mijn moeder, Josphine Disco-Diris, op de respectabele leeftijd van 101 jaar, is het huis verkocht.

Madame Vijgen was een zeer vrome en behulpzame vrouw. Het laatste huis van de Molenbeekstr, waarin zij woonde, had een mooie schuur waarin een paar koeien, een kleine melkkamer en opslag voor wintervoer was. Zij heeft tijdens de oorlog en ook lang daarna de hele Molenbeekstraat iedere dag van een liter melk voorzien. Dit was voor ons een welkome aanvulling op het schaarse menu van iedere dag. De room werd afgeschept en ons eerste "gebakje" was een beschuit met room en suiker. Moeder hield bij wie welke dag recht had op het "gebakje". Nog jarenlang na de oorlog gingen we bij Madame Vijgen en haar man Arnold melk halen. Toen ik een jaar of zes was ging ik 's avonds wel eens melk halen. Vaak moest ik dan wachten tot Madame de rozenkrans had gebeden. Arnold, die toen nog als knecht op de boerderij van Cortenbach werkte, sliep dan meestal zittend op zijn stoel.

In de laatste jaren van de oorlog vlogen de geallieerde bommenwerpers vaak over het Limburgse mijngebied naar het Ruhrgebied en verder, om daar hun bombardementen op Duitsland uit te voeren. Als wij ze hoorden komen gingen we meestal schuilen bij de Familie Theunissen, het voorlaatste huis van de Molenbeekstr. De Familie Theunissen had een grote kelder met schappen waarop kleine kinderen gemakkelijk konden liggen. Wij bleven daar tot de vliegtuigen voorbij waren.
In de zomer van 1944 vlogen de V1 raketten vaak over Voerendaal. Op een mooie zomeravond stonden we in de tuin, mijn vader, oom Huub, oom Leo, ik en andere mensen uit de straat. We hoorde het plof,plof geluid van de V-1. Deze vloog zo laag dat we hem konden zien. Aandachtig werd geluisterd naar het geluid, want als de motor stopte viel dat "kreng" naar beneden. De explosieve lading van een V1 was groot en kon veel schade aanrichten.

Ik ben van 1940 dus heb ik als vierjarige de bevrijding meegemaakt. Natuurlijk maakte alles een grote indruk op een kind van die leeftijd, wellicht kan ik me daarom sommige dingen nog goed herinneren.
Tegenover ons huis in het weiland van Lipperts (foto) werd een groot "logistic camp" ingericht. Vol met legerwagens en tenten met militair materiaal. Op het kleine kerkplein stond een grote eetkeuken. De bewaking van het kamp werd verzorgd door een patrouille en een "Sherman" tank. Onze straat was nog niet geasfalteerd. De bewakingstank had heel diepe sporen gemaakt . Als moeder hem hoorde aankomen rende ze naar de voorkamer om de rolluiken af te laten. De tank spatte zoveel modder tegen de ramen, zodat die iedere keer gewassen moesten worden. De rolluiken vingen in ieder geval de grootste hoeveelheid op.
Verder waren er soldaten die de logistiek en de administratie verzorgde. Mijn ouders zijn toen bevriend geraakt met Eddy Tinnervin en Gène Troisky. Eddy Tinnervin heeft na de oorlog een foto met brief vanuit New York gestuurd. Van Gène Troisky hebben we nooit meer iets gehoord. Geruchten zeggen dat hij gesneuveld zou zij in Würselen bij Aken. Ik heb getracht via de American Battle Monuments Comission te achterhalen of hij soms in Margraten of Henry La Chapelle is begraven. Hij was niet bekend bij de ABMC, 60% van de gesneuvelden zijn terug gebracht naar hun familie en staan niet meer geregistreerd bij de AMBC.


Eddy (foto) en Gène werkten in een gesloten truck die op het kleine Kerkplein geparkeerd stond. Wat zij daar deden wist ik toen niet, ik ging hun alleen opzoeken om mijn dagelijks chocolade rantsoen te krijgen. Omdat ze vaak hun wapens schoonmaakten heb ik tot voor kort gedacht dat de truck een reparatie werkplaats was. Een ontmoeting met Pierre Schrijen van de Drukkerij Schrijen heeft me later verteld wat er in die truck gebeurde. Hij kende ook de truck met apparatuur en wist, door zijn latere ervaring met dat soort machines, dat het hoogst waarschijnlijk een IBM Hollerith was. Zelf heb ik in mijn studententijd met deze IBM machines gewerkt. Om iets bij te verdienen hielp ik in het weekend op de salarisadministratie van Philips om betalingen te registreren, maar dit terzijde.
De eetkeuken was een "godsgeschenk" voor alle buurtbewoners. Wij liepen er altijd te schooien. Ik herinner me dat ik een snee witbrood kreeg met een dikke klont boter, in die tijd een feestmaal!!
De winter van 1944/45 was een van de strengste sinds de voorgaande dertig jaar. Voor de soldaten was het buiten in hun tenten te koud. Bij ons in huis werden ongeveer twaalf man ingekwartierd. Tien soldaten sliepen op de zolder, de sergeant Eddy Tinnervin en korporaal Gène Troisky sliepen in de woonkamer. Ik herinner me dat ik een keer met Eddy de soldaten mocht wekken. Hij nam een grote waterkan mee naar boven. Ik had een klein melkkannetje. Dit werd gevuld en over het gezicht van de slapende soldaten gegoten. Waarschijnlijk hadden ze me het liefst een dreun verkocht, maar toen ze dat kleine jongetje zagen met de sergeant als beschermheer, hebben ze het toch maar "grimlachend" geaccepteerd.

In Januari zijn de Amerikanen vertrokken met enige souvenirs die ze van ons gekregen. Pa maakte van zilveren kwartjes en guldens een soort bedelarmband of halskettinkjes. Handig als hij was werd de beeltenis van Koningin Wilhelmina uit de munten gezaagd, deze en andere muntstukjes werden dan aan een kettinkje gesoldeerd en klaar was het armbandje. Mijn broer Wiel en ik, hebben lang gespeeld met een buiten- en binnenhelm, en een echte revolverholster (zonder revolver), een militaire pioniersschop. Lang hebben we een flober gehad. Pa had deze geruild met een Amerikaan tegen een Duits scherpschuttersgeweer, waarvan de kolf ontbrak. Verder kreeg Pa een uitgave van de "Popular Mechanics" Dit was een een Amerikaans maandblad voor de gevorderde knutselaars. Een hijskraan en een hobbelpaard heeft Pa uit dit blad nagebouwd en kregen we van Sinterklaas, december 1945. Indirect heeft hij een geweldig compliment van ons gehad. Wij, die nog in Sinterklaas geloofden, zeiden tegen hem dat Sinterklaas nog beter knutselde dan Pa.

Dat Pa een echte knutselaar was blijkt wel uit het volgende.
In 1944 is een Amerikaanse bommenwerper neergestort tussen Kasteel Rivieren en Weustenrade. Leo Severens, de beste vriend van mijn vader, woonde in het huisje bij de rivierenbrug tegenover het kasteel. Hij was als eerste bij het vliegtuig. De bemanning had het vliegtuig veilig kunnen verlaten en was in geen velden of wegen meer te bespeuren. Het leek er op dat het vliegtuig was teruggekeerd van een aanval op Duitsland, geen bommen meer aan boord en nog maar een beperkte hoeveelheid brandstof. Het wrak is dan ook niet ontploft of in brand gevlogen. Oom Leo heeft mijn vader gewaarschuwd en met Norbert Huyts van boerderij Puth hebben ze voordat de Duitsers er waren een aantal onderdelen kunnen slopen en de brandstof kunnen aftappen die Norbert natuurlijk goed kon gebruiken voor zijn tractor.
Oom Leo en Pa waren zeer handige vaklui ,beiden met een opleiding als "smid-bankwerker". Zij konden alles verwerken tot nuttige gebruiksvoorwerpen. Wij hebben thuis een aantal aluminium platen gehad waarvan mijn Pa m.b.v. transportbandrollen een professionele horizontale boormachine met verstelbare zaag- en werktafel heeft gemaakt. Tot aan zijn dood in september 1998 heeft deze machine dienst gedaan. Verder heeft mijn Pa een zoeklicht met een 24-volts stelmotor "buit" gemaakt. Het zoeklicht werd omgebouwd tot "looplamp" die ik tot heden in gebruik heb. Het motortje zat in de speelgoedhijskraan die ik hierboven al genoemd heb.
Met Norbert Huyts liep het aanvankelijk minder goed af zo vertelde Ria Huyts. Nadat hij de afgetapte brandstof veilig in zijn schuur had opgeborgen, is hij door een Duitsgezinde dorpsgenoot verraden en gearresteerd. Gendarm Baeten moest hem opsluiten. Dankzij Baeten en een mijnwerkerspas is hij weer vrij gekomen. Personen die op de mijnen werkten, zoals mijn vader en Leo Severens, werden niet als gevangene te werk gesteld in Duitsland. De mijnen waren belangrijk voor de Duitsers als aanvulling van hun grote brandstoftekorten.

De achterkant van onze tuin lag tegen het oude kerkhof aan. Het opgehoogde kerkhof ligt ongeveer twee meter hoger dan onze tuin en is gescheiden door een bakstenen muur. Met een trapladder konden we gemakkelijk via het kerkhof in het centrum van het dorp komen en ook zien wat er zich afspeelde op het kerkhof. Dat bleek achteraf wel handig want na de strenge winter van 1944-1945 zijn we letterlijk en figuurlijk ontdooid. De Molenbeekstraat is een van de laagst gelegen punten van het dorp. Alle smeltwater kwam van Ubachsberg/Kunrade en van het Ransdalerveld via onze straat naar de Molenbeek. Onze straat veranderde in een kleine kolkende rivier. Ik ben een week lang via het kerkhof naar de kleuterschool gegaan. Bij de meisjesschool wachtte zuster Martha ons op en nam ons mee naar de St. Jozefschool aan de Hogeweg waarin de kleuterschool was gevestigd.

Reageer
    Reactie van: Mart de Graaf: 7-8-2015
    Beste Paul Disco,

    Ik las de beschrijving van de Molenbeekstraat met een foto van Cafe Leclou. Mijn oom Jacobus Leclou (1922-1982) komt uit Voerendaal en zijn vader is Jan Theodoor Leclou (1882-1947) en zijn moeder Fenna Gezina Catharina de Bruin (1891-1965). Jan was onderwijzer of leraar aan de mijnbouwschool.

    Is deze familie verwant met het Cafe Leclou? Is er ooit een familieverhaal geschreven over deze familie Leclou waarvan de zoon Paul omgekomen is in het concentratiekamp Nordhausen (D)?

    Met vriendelijke groet,

    Mart de Graaf, Veldhoven   Reageer



    Antwoord van: Paul Disco: 19-8-2015
    Beste Hr. de Graaf,
    W.b.t. Café Leclou, Kerkplein, neem ik aan dat deze eigendom was van de Fam. Leclou.
    Er woonde namelijk maar een fam. Leclou in Voerendaal.
    Ons huis Molenbeekstr. 8 ,eigendom van de fam. Leclou ,bevond zich in de zijstraat van het Kerkplein. Het is gebouwd in 1935 en het oorspronkelijke adres was Kerkplein 19 A.
    Jan Theodoor Leclou geboren 1882-overleden 1947, was onderwijzer.
    Hij zal waarschijnlijk zelf het café niet uitgebaat hebben. Ik heb het café na 1945 alleen gekend onder de naam "In den Groote Pot", met dubbel O. Vermoedelijk was het café verhuurd of verkocht.
    De uitbaatsters de zusters Smeets, een weduwe en haar jongere zuster, heb ik wel zeer goed gekend.
    Van Jan Theodoor Leclou bestaat een bidprentje zie website: Genealogie in Limburg.
    Wij hebben het huis Molenbeekstr. 8 vanaf 1940 tot 1949 gehuurd ,daarna gekocht van de fam. Leclou. Mijn vader kende Jan Theodoor zeer goed en vertelde dat Jan Theodoor nooit het verlies van zijn zoon Paul heeft kunnen verwerken . Ook de tekst op het bidprentje van Jan Theodoor getuigt hiervan.

    Paul Leclou.
    Bij mijn weten is er geen verhaal over Paul geschreven. Ik heb wel een origineel bidprentje van Paul en een foto van het verzetsmonument waarop zijn naam. Indien gewenst zal ik deze sturen.
    Het monument kunt U o.a. vinden op de website "Voerendaal vertelt". Op de website "Heerlen vertelt" is de Heerlense verzetsgroep Smit vermeld. Deze verzetsgroep van ca. 40 personen is in 1942 verraden en gearresteerd. De leider Joseph Smit, een mijn-bankwerker, en een naaste medewerker zijn in 1942 gefusilleerd. 33 anderen gevangen gezet, waarvan 4 naar concentratiekampen zijn gebracht.
    Hoewel Paul Leclou niet met name wordt vermeld is het zeer waarschijnlijk dat hij een van deze vier verzetsstrijders was.

    Laat me weten Indien er vragen zijn of mogelijke aanvullingen van Uw kant.

    Met Vriendelijke Groet,
    Paul Disco    Reageer

    Reactie van: Pierre Schrijen: 1-9-2015 Beste Paul,
    Mijn vader Salvius Schrijen was indertijd koster-organist in Voerendaal.
    Toen hij s'ochtendsvroeg uit de kerk kwam en een kop koffie ging drinken bij slager Leenders, waar hij indertijd in de kost was geweest trof hij in de keuken een groep gewapende Duitsers aan die de slagersknecht Theo Truien gevangen hadden genomen.
    Truien, mijn vader, Paul Leclou en Ramaekers en nog enkele anderen werden in een vrachtwagen geladen en afgevoerd.
    Een Duitser vroeg aan mijn vader zijn paspoort en vroeg hoeveel kinderen hij had.
    Toen hij hoorde dat mijn vader 5 kinderen had, mocht hij uit de vrachtwagen en is vanaf de Heerlerbaan naar Voerendaal teruggelopen.
    Steeds als hij dit verhaal vertelde zei hij "ik zou willen dat ik deze Duitser nog eens tegenkwam"

    Groetjes, Pierre.    Reageer

    Reactie van: Pierre Schrijen: 23-9-2015 Beste Paul,
    Jouw verhaal van die snee wittebrood met boter doet mij aan het volgende herinneren:
    In ons huis aan de Tenelenweg 2B hadden we op de zolderverdieping 2 zogenaamde mansardekamers waar na de bevrijding 8 Amerikanen logeerden. Wij als kinderen verbleven natuurlijk vaak bij die militairen omdat er altijd wel wat te halen was. Zo hadden zij blikken met noodrantsoenen waarop teksten stonden om aan te geven wat er in die blikken zat. Meestal keken ze niet naar die teksten en openden ze die blikken en strooiden ze de inhoud royaal op de grond. De inhoud bestond o.a. uit een paar sigaretten, enkele snoepjes, een pakje nes-café, kauwgom, maar ook b.v. een condoom en wat droge koekjes. Wij mochten dan meenemen wat we konden gebruiken. Je begrijpt dat het iedere keer een feest was als die blikken werden geopend.
    Op een avond komt een van die bevrijders naar beneden in de huiskamer met een grote plank waarop vele sneeën van dat prachtige wittebrood lagen, dik besmeerd met pindakaas. Je kunt begrijpen dat dit voor ons een feestavond was. Ik eet bijna nooit wittebrood, maar op bepaalde tijd koop ik een half wittebrood en besmeer de sneeën dik met pindakaas als nostalgische herinnering aan die geweldige avond.
    Volgende keer meer verhalen over die spannende maar zo interessante tijd.

    Vriendelijke groet Pierre Schrijen Reageer




De Molenbeekstraat

De Molenbeekstraat zoals we hem nu kennen heeft niets meer van de oude Molenbeekstraat zoals hier is beschreven door Paul Disco. De panden rechts staan er nog wel maar deze bewoners hebben allemaal overburen gekregen. Het hele gebied is nu bebouwd.

De straat is bereikbaar via een nauwe doorgang niet breder dan een personenauto, op het kleine Kerkplein links van het voormalige café Leclou (zie foto).
Meteen als je de Molenbeekstraat in ging lag er links een houten huis of keet met een moestuin er omheen, precies op de plek waar nu de garage staat van Molenbeekstraat 3. De rest van de linkerkant was een weiland aan de achterkant van de boerderij van Lipperts. Tussen het hoekhuis van het Kerkplein en dit houten gebouw was een pad dat bij de boerderij c.q. molen van Lipperts uit kwam en op een pad naar de achterkant van de winkels van de Tenelenweg.
De rechterkant van de Molenbeekstraat was bebouwd. Voor de woningen door vond de Molenbeek ondergronds zijn loop. Voorbij de laatste woning kwam deze weer even bovengronds om vervolgens op de kruising weer ondergronds te gaan, onder de spoordijk door.
Veel Voerendalers die vanaf het Laurentiusplein, Panhuisstraat en Tenelenweg naar het station gingen liepen via de Molenbeekstraat.
De Molenbeekstraat eindigde bij een spoorbrug. Voorbij de spoorbrug ontsloot zich het gebied rondom het kasteel Puth. Er was een pad dwars door het weiland. Het pad liep naar beneden tot aan de Hoensbeek en daarna weer naar boven tot aan de Putterweg. De toegang tot het weiland was gesloten met een schuin geplaatste poort, die door de schuine stand altijd vanzelf dichtviel. Op het punt van de Hoensbeek stonden enkele wilgenbomen.

De loop van de Molenbeek is op een oude kaart van Voerendaal nog goed terug te vinden.
Vanaf Craubeek loopt er een beek, "De Sprong" achter kasteel Haeren door naar het centrum van het dorp. Vanuit het moerasgebied 't Brook loopt er een beek (zonder naam) naar de Molenbeekstraat. Ongeveer ter hoogte van de huidige spoorbrug komen deze twee beken samen en stroomt als één beek verder tot aan de Puthermolen. Bij de Puthermolen komen drie beken samen De Hoensbeek, de Cortenbachbeek en de Molenbeek die op de oude kaart geen naam heeft. Bij kasteel Tervieren stromen de Cortenbachbeek en de Retersbeek in de Geleenbeek die vanaf Terworm komt.
Aangenomen mag worden dat "De Sprong" een molenvijver vulde die op zijn beurt weer het rad van de molen aandreef.

Paul Disco de schrijver van dit verhaal was ook actief in het jeugdelftal van de voetbalvereniging Voerendaal. Onderstaande foto is genomen op het toenmalige voetbalveld waar nu de Parkstraat is. Op de achtergrond de hoge populieren die in de zestiger jaren zijn gekapt en het verwilderde bosje waarin het moeras schuil ging, waaruit later het huidige park met vijvers 't Brook te voorschijn kwam.

Jeugd elftal 1956. Staande Vlnr: Wiel Dautzeberg, Hein Disco, Huub Cloodt, Paul Disco, Prevos Sr., Frans Senden, Hein Disco Sr., Leo Ladenstein.
Zittend Vlnr: onbekend, Frans Erven, Jan Scheffers, Wiel Disco, Joepie Verbeuken, Jo Cloodt.


Amerikaanse soldaten op het Kerkplein.
Op de achtergrond het pand van drukkerij Fober