De legende van Ridder Kuno
Ooit lag er te Ubachsberg een trots kasteel, de Minnegaardsborg. Dit kasteel was gebouwd door Minnegardis. Minnegardis had een zoon genaamd Kuno die in Aken aan het hof van Frankische Koning Karel (Karel de Grote) de priesteropleiding volgde. De oom van Kuno, Wijnand van Borenburcht, had hem daartoe aanbevolen bij de koning.
Koning Karel was in de tweede helft van de 8e eeuw, in strijd met de Saksische leider Widukind. In de hofstad Aken kwamen daardoor vele ridders in prachtige harnassen met schilden en zwaarden en mooi uitgedoste strijdrossen. Kuno keek er zijn ogen uit en droomde ervan om ooit als ridder in het leger van zijn oom Wijnand ten strijde te trekken tegen de vijand van zijn koning. Zijn priesteropleiding kreeg niet de nodige aandacht en raakte in het slop. Kuno maakte de opleiding niet af en nam dienst in het leger van zijn oom. Kuno bleek een goed strijder en bewees zich in de strijd die zijn oom namens de koning voerde tegen de Saksen.
In die strijd echter werd zijn oom belaagd en getroffen door een Saksenbijl. Kuno droeg zijn schildknaap Koerd op om zijn oom te ontzetten. Zelf zag hij zich genoodzaakt om de plaats van zijn oom die hij inmiddels dood waande, in te nemen en de troepen aan te voeren. In 782 bracht Koning Karel de beslissende slag toe aan de Saksen en de leider Widukind werd gevangen genomen.
De inzet van de jonge strijder was de koning niet ontgaan en hij ontbood Kuno op zijn paleis om hem te bedanken voor zijn inzet. Kuno werd benoemd tot officier van Karels lijfwacht en in die functie kreeg hij de taak om de kinderen van de koning te bewaken.
De kinderen van de koning waren gecharmeerd van de jonge krijgsman. Vooral de jongste dochter Aldegonde was heimelijk verliefd op Kuno en liet dit ook aan hem blijken. Kuno bleek hier niet ongevoelig voor. Door het standsverschil konden ze hun liefde niet aan de buitenwereld laten zien en alles moest in het geheim. Een blik, soms een knikje en af en toe een kort woordje was alles dat ze met elkaar konden wisselen. Hoewel ze erg voorzichtig waren bleef hun liefde niet onopgemerkt en aan het hof werd er hardop over gefluisterd. De dochter van de koning met lage adel dat ging niet samen, dat was onmogelijk.
De liefde tussen de twee jonge mensen was te sterk en ze besloten om samen te vertrekken.
Op een nacht bleek Kuno en zijn Aldegonde verdwenen, de koning was woedend en beval zijn mannen om Kuno levend of dood bij hem te brengen en zijn dochter terug te halen. Hij loofde een grote beloning uit voor het terugbrengen van die twee. Hoe er ook werd gezocht het stel bleef onvindbaar.
Na hun vlucht uit Aken had het paar een schuilplaats gevonden in de Borenburcht van Kuno's oom Wijnand. Dicht bij zijn huis had hij een kleine versterkte hof gebouwd omgeven door paalwerk en een haag.
Deze versterkte hof stond dan ook bekend als Wijnandshage (Winthagen). Kuno en Aldegonde vestigden zich hier in alle rust en stilte, onvindbaar voor de koning en zijn mannen.
In 787 huwde Kuno en Aldegonde in de kerk van Voerendaal. Zijn oom Wijnand en zijn voormalige schildknaap Koerd waren getuigen bij dit huwelijk.
Na jaren van betrekkelijke rust ging Kuno zijn eigen bescheiden kasteel bouwen. Hij liet een bos ontginnen en bouwde daar een klein maar riant kasteel voor hem, Aldegonde en hun beide kinderen. Dit kasteeltje stond bekend als Kunderhoes. Ook had Kuno veel grond verworven, deels van zijn oom als dank vor het redden van zijn leven en deels uit zijn erfenis van de Minnegardsborch waaronder ook de Minnegardsheide (Vrouwenheide). Voor de uitbreiding van zijn landgoed en landbouwgrond liet hij veel bos rooien. De plek waar hij dat deed stond later bekend als Kuno-rode (Kunrade). Zijn gebied was heel welvarend en alles leek voor Kuno voorspoedig te gaan.
Helaas had Kuno ook vijanden. Eén van die vijanden was Albaan van Tombergen de zoon van een Belgische edelman. Albaan was ook in dienst van Koning Karel en tijdens die diensttijd bevriend geraakt met Kuno. Albaan had ook een oogje op de mooie Aldegonde en meende gelet op zijn adelijke afkomst dat hij een serieuze huwelijkskandidaat was. Toen Kuno er echter met Aldegonde vandoor was gegaan was de vriendschap tussen Albaan en Kuno voorbij en Albaan kreeg zelfs haatgevoelens voor zijn voormalige vriend. Hij bezwoer om Kuno op te sporen en te doden. De beloning kon hij tevens gebruiken als bruidschat.
Koerd die getuigen was geweest bij het huwelijk van Kuno en Aldegonde, keerde zich ook tegen Kuno.
De ouders van Koerd hadden jarenlang gediend voor vrouwe Minnegardis, Kuno's moeder. Kuno en Koerd waren samen opgegroeid op de Minnegardsborch en speelde als kinderen in en rond de burcht.
Ook Koerd ging dienen in het leger van de koning en werd uiteindelijk Kuno's schildknaap.
In de strijd raakte hij ernstig gewond, waardoor hij kreupel werd en ongeschikt voor de krijgsdienst. Het was Koerd die destijds Kuno's oom Wijnand had ontzet en deze moedige daad waren Kuno en Wijnand nog niet vergeten. Koerd werd in dienst genomen op de Borenburcht en werd een vertrouwenspersoon voor Wijnand. Koerd kwam regelmatig aan het hof in Aken om zaken te regelen voor zijn heer Wijnand. Als de gelegenheid zich voordeed ging hij op bezoek bij zijn oude krijgsmakkers. Hier hoorde hij ook het verhaal van de vlucht van Kuno met Aldegonde en het verdriet dat de koning hiervan had. Ook hoorde hij van de vorstelijke beloning die de koning had uitgeloofd.
Koerd bleek uiteindelijk als vetrouwenspersoon niet geschikt. Ook bleek hij zich regelmatig te misdragen en bestal hij het personeel van de Borenburcht. Ook wist hij niet van de fles af te blijven en bleek regelmatig dronken te zijn. Wijnand zag zich gedwongen om Koerd te ontslaan van zijn verplichtingen en stuurde hem naar zijn neef Kuno. Kuno was teleurgesteld in Koerd en degradeerde hem tot schaapsherder. Koerd vond dat hem groot onrecht werd aangedaan en werd onhandelbaar. Kuno vond het zelfs nodig om hem lijfelijk te straffen waardoor Koerd een nog grotere hekel kreeg aan zijn vroegere vriend. Hij had echter geen keus en bleef in dienst van Kuno, meer een lijfeigene dan een dienaar.
Inmiddels zijn we beland in het jaar 800 en Koning Karel wordt door Paus Leo III tot Keizer gekroond.
Keizer Karel hield van jagen en met een klein gevolg deed hij dat in de bossen van Ubac's berg (Ubachsberg) en Voerendaal. Toen hij een hert volgde dwaalde hij samen met een knecht af van de rest van zijn gevolg en kwam in Voerendaal in de buurt van Sjwarte Koéle terecht. De schemer viel in en de Keizer zocht moeizaam zijn weg in het donker toen hij werd overvallen door een horde die uit de richting van Ransel (Ransdaal) kwam. De keizer vocht samen met zijn knecht op leven en dood. Veel rovers wisten ze af te slaan maar de overmacht was te groot en zij vreesden voor een slechte afloop.
Uit het niets bleek echter een zwaar geharnaste ridder het tweetal bij te staan en versloeg de aanvallers waarvan een deel sneuvelde en de overigen het hazenpad kozen. Inmiddels had de rest van het gevolg zijn meester de keizer weer gevonden en ze waren getuigen van de ontmoeting van de keizer en de ridder.
De keizer bedankte de onbekende ridder die het vizier van zijn harnas gesloten hield. De keizer vroeg hem nog om zich bekend te maken, maar de ridder koos er voor om de kennismaking uit te stellen en beloofde over vijf dagen bij het jaarlijks grote toernooi in de hofstad Aken, zich bekend te maken. De keizer respecteerde de wens van de ridder en beloofde dat ook al had hij ooit iets misdreven hij beloond zou worden voor zijn moedige daad.
Albaan van Tombergen en Koerd de kromme, zo genoemd omdat hij kreupel was, vonden elkaar in hun haat tegen Kuno. Koerd leefde in Winthagen in een lemen hutje en tijdens een van Koerd's dronken buien wist Albaan Koerd zover te krijgen dat hij ging samenspannen tegen Kuno.
Na een bezoek van het gezin van Kuno aan zijn oude oom Wijnand, begaven ze zich huiswaarts. Het bezoek was een beetje uitgelopen en het begon al te schemeren. Het was maar een kort ritje van de Borenburcht naar het Kunderhoes en Kuno waande zich veilig. Plotseling werden ze overvallen door een groep mannen die hen in korte tijd hadden ingesloten. Albaan was de aanvoerder en had zich goed vermomd zodat hij door zijn vroegere vriend niet herkend zou worden Hij reed op Kuno toe en bedreigde hem met een lans. In naam van de keizer eiste hij de overgave van Kuno. Aldegonde beval hij om met de kinderen te vertrekken. Aldegonde was niet van plan om Kuno in de steek te laten en protesteerde heftig. Kuno maande haar tot kalmte en zei dat ze beter kon gaan, hij zou zich wel redden. Kuno wist dat hij zich niet zonder strijd hieruit kon redden en wilde niet dat zijn vrouw en kinderen in die strijd gevaar liepen of zelfs gegijzeld werden. Aldegonde vertrok met haar twee kinderen terug naar de Borenburcht. Albaan verwachtte niet dat Kuno nog een wapen droeg. Zo op het eerste gezicht zou Kuno een makkelijke prooi zijn, maar hij had niet gezien dat Kuno zijn strijdbijl onder zijn mantel bij zich droeg. Met een rappe beweging zette Kuno de aanval in en sloeg met zijn strijdbijl de lans van Albaan in stukken. Vervolgens richtte hij zich op Albaan zelf en wierp hem uit zijn zadel. De twee andere overvallers die hem de weg terug naar de Wijnandshage versperden, had hij snel overmeesterd en hij haaste zich achter Aldegonde aan. Hij besefte dat zijn oom Wijnand en zijn vrouw en kinderen nog steeds gevaar liepen en beval de poortwachter de brug op te halen. Allen waren veilig binnen behalve Kuno die zijn belagers opwachten. Hij hoopte hiermee voldoende tijd te winnen zodat zijn oom zijn manschappen bijeen kon roepen. Albaan had zich hersteld en met een nieuwe lans kwam hij op Kuno af. Kuno droeg geen harnas zoals zijn tegenstander. De lans trof hem pijnlijk in zijn schouder, maar Kuno hield stand en mende zijn paard naast dat van de zijn tegenstander en sloeg met zijn bijl het schild van Albaan aan stukken. Een tweede klap sloeg Albaan voor de tweede keer uit zijn zadel. Daarna richtte Kuno zich op de rest van de mannen die in blinde paniek uit elkaar stoven. Kuno greep zijn kans en gaf zijn paard de sporen in de hoop dat ze hem zouden achtervolgen en de Wijnandshage veilig zou zijn. Onder leiding van Kromme Koerd verzamelde de mannen zich weer en zette ze de achtervolging in. Het spoor was gemakkelijk te volgen en al vlug vonden ze het zwaar gewonde paard van Kuno, iets verder op lag Kuno. In de vlucht was het paard van Kuno gestruikeld en door de val ernstig gewond geraakt. Kuno was door de val met zijn onbeschermde hoofd tegen de stam van een eikenboom gevallen en dodelijk gewond geraakt. Korte tijd later bezweek hij aan zijn verwondingen.
Inmiddels waren de mannen van Wijnand genaderd om Kuno te ontzetten. Ze overmeesterde de mannen van Albaan en sloegen Albaan en Koerd in de boeien. Aldegonde met haar kinderen die waren meegekomen met Wijnand waren getuigen van het ontzielde lichaam van Kuno.
Enkele dagen later werd Kuno begraven op de plek waar hij was gestorven. Aldegonde liet daar later een tombe bouwen, gesierd met het familiewapen.
Dit alles speelde zich af in slechts enkele dagen tijd en het riddertoernooi in Aken waar Kuno zich bekend zou maken aan de keizer moest nog plaatsvinden. De Keizer was zeer benieuwd naar de weldoener van vijf dagen terug en was met zijn gedachten meer bij de aanstaande ontmoeting dan bij het toernooi.
Hij kreeg een teken dat de onbekende gast in aantocht was en het toernooi werd stilgelegd. Een kleine stoet kwam het terrein opgereden. Voorop een heraut met daarachter een tiental krijgers die weer gevolgd werden door zes mannen met een draagstoel. In de draagstoel zat een oude grijze man. Daarachter een dame met een rouwsluier voor haar gezicht met aan elke hand een kind. Daarachter weer enkele wagens met bagage en daarachter weer enkele krijgers die geboeide gevangenen meevoerden.
De heraut kondigde zijn meester Wijnand van de Borenburcht en vrouwe Aldegonde van het Kunderhoês aan. Langzaam werd het stil op het toernooiveld en de stoet trok alle aandacht van de aanwezigen.
De oude man werd uit de draagstoel geholpen en ondersteund door een dienaar en door Aldegonde trad hij voor de keizer. Hij maakte zich bekend en vertelde dat de krijger die hem vijf dagen geleden had ontzet tegen een stel rovers inmiddels was overleden ten gevolge van een gevecht met Albaan van Tombergen en zijn mannen, dezelfde mannen die de keizer vijf dagen geleden hadden overvallen.
De onbekende ridder die hem vijf dagen geleden had ontzet was Kuno van de Minnegaardsborg, dezelfde Kuno die door de Keizer werd gezocht. Zijn weduwe was Aldegonde de dochter van de Keizer.
Aldegonde kwam nu met haar kinderen dichter bij haar vader en sloeg de zwarte rouwsluier terug waardoor de keizer zijn dochter herkende. Het weerzien was hartelijk en ontroerend. De misdadigers werden bestraft volgens het gebruik van die tijd.
Wijnand van de Borenburcht stierf korte tijd later en werd bijgezet bij zijn neef Kuno. De kinderen van Kuno en Aldegonde erfde de Borenburcht. Aldegonde liet op de plek waar haar man en zijn oom lagen begraven de bossen rooien en daar een klooster stichten. De Benediktijnen uit de abdij van Burtscheid kozen daar hun domicilie. Naar verluidt zou dat klooster op de Kunderberg hebben gestaan. De bevolking gaf daar de benaming Kloeësterbùsj aan.
De zoon van Kuno huwde met Adelheid van Cortemich en zijn dochter Geertrui trad toe tot het stift van St. Odiliënberg en werd daar na korte tijd zelfs de abdis. Haar moeder Aldegonde trok in bij het stift en voor zij daar overleed liet zij een kloosterkerk bouwen van Kunradersteen, naar men vertelt de huidige kerk van St. Odiliënberg.
De legende van Kuno, door de eeuwen heen ontstaan en van geslacht op geslacht doorverteld, is opgetekend door Pater Joseph Boumans in de periode 1914-1918 en daarna opnieuw geschreven door Kapelaan Welters in de dertiger jaren van de vorige eeuw. Het was de verdienste van Voerendaler Hub Fober om het verhaal in een goed leesbare dichtvorm vast te leggen in een door hem zelf uitgegeven bundel 'Voeldesje Legenden' in 1982. Een bundel van 212 strofen van elke acht regels.
Het bovenstaande verhaal is een samenvatting van die dichtvorm van Hub Fober.
Maar wat is ervan waar?
Allereerst het is een legende, een volksverhaal. Een verhaal vertelt door rondtrekkende verhalenvertellers waarin de heldendaad van een doorgaans bekend persoon wordt belicht. Het is een sterk geromantiseerd verhaal waarbij veelvuldig gebruik is gemaakt van bekende namen en plaatsen.
Vast staat dat Keizer Karel geen dochter heeft gehad met de naam Aldegonde. Wel had hij uit de verbintenis met Gerswinde een dochter met de naam Adalthrude. Of dit dezelfde is als Aldegonde, weten we niet.
De genoemde tombe en het klooster zijn er natuurlijk niet meer en niemand weet waar deze precies hebben gelegen.
Wat betreft het stichten van een kerk door Aldegonde; In de achste eeuw werd door Plechelmus, Otgerus en Wiro een abdij gesticht in St. Odiliënberg. Van de oorspronkelijke abdijkerk is (bovengronds) niets meer te vinden. Wel weten we dat het een éénbeukige kerk was waar later een westwerk aan toegevoegd werd. In de 11e en 12e eeuw werd deze kerk geheel vervangen.
De huidige kerk is slechts gedeeltelijk nog orgineel. Tussen 1880 en 1883 werd het zwaar verwaarloosde gebouw gerestaureerd door architect Cuypers.
In de analen over deze kerk of zijn voorganger wordt er niet gesproken over Aldegonde of Adalthrude.
Niettemin een mooi verhaal over veronderstelde oud-inwoners van Voerendaal.
Reageer
|