Tot in de vijftiger jaren waren er in ons dorp bij het overlijden van een dorpsgenoot vaste rituelen. Allereerst werd de pastoor ingelicht en daarna de gemeente.
Een mortuarium zoals we dit nu kennen, was er toen niet, de overledenen werd thuis opgebaard, wat vooral in de zomermaanden onaangenaam kon zijn.
Tegen de gevel naast de voordeur werd een kruis geplaatst zodat iedereen op de hoogte was, dat hier iemand was overleden.
Tot aan de uitvaart, werd er iedere avond om zeven uur door de gemeenschap van de straat bij de overledene, bij het kruis in de straat of bij een kapelletje de rozenkrans gebeden voor de overledene.
Rouwbrieven waren alleen in gebruik bij welgestelde mensen. De "gewone" dorpelingen stuurden geen rouwbrieven maar maakte gebruik van zogenaamde "lijkenbidsters".
In Voerendaal kende we twee lijkenbidsters, mevrouw Franck in Voerendaal en mevrouw Reijnaerts in Kunrade. Zij vernamen dan wie de overledene was, waaraan deze was gestorven, hoe oud de overledene was geworden, hoeveel kinderen er in dat gezin waren en op welke dag en hoe laat de begrafenis zou plaats vinden.
Daarna gingen beide vrouwen, in het zwart gekleed (ieder in hun deel van het dorp) door Voerendaal en Kunrade om huis aan huis aan de mensen het treurige nieuws mee te delen.
Als dan de deur openging ging dit als volgt;
"Mia, ich kom dich d'r lieke baene vuur de vrouw Janse. Ze is gisteraovend om nuge oer geschtorve. De begreffenis is zaoterdig om tien oer. Bieëinkomst om hoaf tieën aan 't schterfhoes, van wao oet vier heur begeleiden nao de kirk en d'r kirkhoof. God guf h'r d'r hiemel!!
Van aovend om zieven oer waed gebaend onger aan 't kruuts en went 't raengent, in 't schterfhoes woe ze is opgebaard.
Ze is 65 jaor gewoere en liet heure man, vief kinger, veer aangetrouwde en ach kleenkinger achter, ze is neet zoelang krank gewae, mae had 't neet kinne haole...." *)
Als jongetje uit de straat of buurt werd je dan gevraagd om op de dag dat de begrafenis plaatsvond, het kruis dat tegen de gevel stond te dragen. Je liep dan voor de begrafenisstoet, een stukje voor de paarden met de lijkwagen. Zelf heb ik een paar keer het kruis mogen dragen als iemand in de straat was overleden, maar heb ook vaak de H.Mis meegezongen met het jeugdkoor onder leiding van Meester Vleugels en organist en koster de heer Schrijen (van Schrijen-Lipperts) die toen de drukkerij nog op de Tenelenweg had
De bidprentjes werden gedrukt bij Schrijen of bij Fober in het hoekje naast het kerkhof.
Doordat in die tijd bijna iedereen mee ging met de begrafenis, was het natuurlijk een lange, biddende stoet achter de lijkwagen (van inbrekers die gebruik maakte van de gelegenheid, was toen nog geen sprake).
Rechts liepen de mannen en links de vrouwen. Tussen deze twee rijen liep de voorbidder met een staf. Deze sprak de eerste regels van het gebed uit waarbij hij de staf naar rechts neigde daarna neigde hij de staf naar links en maakte de rest van de stoet het gebed af.
Gebruikelijk was een voorbede bij het "wees gegroet" en het "onze vader". Dit ging als volgt:
De voorbidder:Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar Uw woord. Wees gegroet Maria... / ...de vrucht van uw schoot,
het volk: Heilige Maria ... / ... nu en in het uur van onze dood.
De voorbidder weer: Wees gegroet... enzovoorts.
Tien weesgegroeten op één onzevader.
De familie en het jongetje dat het kruis had gedragen kwamen na afloop van de begrafenis in het sterfhuis bij elkaar voor een broodje en een stukje (zwarte pruimen)vlaai en een kopje koffie. De dragers kregen enkele consumpties aangeboden in een van de cafés.
Iedereen werd begraven, cremeren bestond nog niet in ons dorp.
Iedereen werd ook op het r-.k. kerkhof begraven, een algemene begraafplaats was er niet.

Ons Voerendaal uit vroegere tijd was overwegend katholiek. Pas na de toestroom van mijnwerkers uit het westen en noorden van het land kwamen er andere gezindten.
Het eerste mortuarium van de Begrafenisvereniging Voerendaal werd in de zestiger jaren gebouwd aan de Looierstraat. Later kwam er een modern gebouw voor de algemene begraafplaats aan het Kerkplein naast de kerk.
Ubachsberg had lange tijd geen eigen parochie en begraafplaats, pas in 1841 kreeg Ubachsberg zijn eigen kerk en begraafplaats. Dit betekende ook dat daarvoor begrafenismissen plaatsvonden in de Laurentiuskerk in Voerendaal en de begrafenis op het kerkhof van Voerendaal. Natuurlijk moet dit voor de inwoners van Ubachsberg nogal belastend zijn geweest. Bij slecht weer en in de koude wintermaanden moest de hele stoet de Bergseweg af en na de begrafenis weer dat hele stuk terug lopen. Bijna vier kilometer vanuit het centrum van Ubachsberg tot aan de kerk in Voerendaal.
Natuurlijk gold dat ook voor de gewone dagelijkse missen, bruidsmissen, communies, vormsel, biechten en noem maar op.
*) vertaling: "Mia, ik kom je het lijkgebed brengen voor mevrouw Janse. Ze is gisteravond om negen uur gestorven.
De begrafenis is zaterdag om tien uur. Bijeenkomst om half tien aan het sterfhuis, van waaruit we haar begeleiden naar de kerk en het kerkhof. God geeft haar de hemel!!
Vanavond om zeven uur wordt gebeden onder het kruis en als het regent, in het sterfhuis waar ze is opgebaard.
Ze is 65 jaar geworden en laat haar man, vijf kinderen, vier aangetrouwden en acht kleinkinderen achter, ze is niet zo lang ziek geweest, maar heeft het niet kunnen halen."
|