Als de drank is in de man, dan is de wijsheid in de kan.
In Voerendaal was de jaarmarkt rond de 10e augustus, het naamsfeest van St. Laurentius de patroonheilige van Voerendaal.
We schrijven 11 augustus 1765 als er in Voerendaal een kermis is met alle atracties van die tijd: waarzeggers, kwakzalvers, vreemde dieren, dansende beer, vrouw met baard, liliputters of juist extreem lange mensen maar ook handel van allerlei spullen en natuurlijk lekkere hapjes. De herbergen in die tijd deden ook goede zaken.
Het was kermismaandag 12 augustus 1765 en behoorlijk druk in de Herberg van Sander Merkelbach. Deze Herberg en panhuis lag vroeger op de hoek van de Jeustraat en de Hogeweg en stond bekend onder de naam, "I gen Dreck".
Enkele Heerlenaren die de kermis in Voerendaal bezocht hadden en in oude procestukken met name worden genoemd, bevonden zich onder de aanwezigen. Verder worden vermeld Johannes Peter Meyers, de zoon van de halfwin van Haeren, Johannes Raven, de zoon van de pachter van Puth, Willem Meys, de zoon van de pachter van Den Driesch, drie gebroeders Schröder van Cortenbach en Jan Vernaus van Steenenis. Allen stevige boerenzoons van de grote hoeven die om Voerendaal gelegen zijn. Die voerden natuurlijk het hoogste woord. Tevens waren er nog een paar boerenknechten van de hoeven Peereboom en de Rouwenhof naast Servaes Vijgen uit de Jeustraat als boerenknecht werkzaam op Cortenbach. Dan was er nog Albert Maes, leerlooiersknecht bij Nijssen die zijn looierij naast de kerk te Voerendaal had en tevens schepen was van de hoofdbank Heerlen.
Zoals ook toen al de gewoonte was, werd er met de kermis flink aan Bachus geofferd. Het bier was best en de dorst groot, en zo gleed er heel wat door de kelen. De gemoederen raakten verhit. Het gesprek ging over de "gesepareerde vrij-spelen", die met de kermis in Voerendaal gehouden werden. Wat er met "gesepareerde vrij-spelen" wordt bedoeld is niet duidelijk.
Er schijnt op Limburgse manier aardig gevreigeld te zijn. Op een gegeven ogenblik wendde Johannes Peter Meyers zich tot Raven, en zei: "Segt het maer regt uyt wie dou meinst!" Het antwoord liet niet lang op zich wachten, al was het anders dan Meyers zich gedacht had. Jan Vernaus van Steenenis greep een ketting uit de schouw (die daar hing, om de ketel aan te hangen) en onder de uitroep: "dou bist maer een lijmstrijker!", begon hij het offensief. Meyers werd "dapper geslaegen", zoals hij het zelf achteraf verklaarde. Nu schijnt deze Meyers niet erg populair te zijn geweest in het gezelschap. Ook anderen voelden zich tenminste genoodzaakt, aan het gevecht deel te nemen. Het slachtoffer Meyers vertelde later voor de heren van justitie, dat Servaes Vijgen uit de Jeustraat hem met een bierglas op zijn hoofd sloeg, "dat 't selve aen stucken daervan gevlogen is". De gebroeders Schröders van Cortenbach lieten hun stokken op zijn lichaam dansen, dat het een lieve lust was. Een knecht van de hoeve Peereboom had reeds een stoel gegrepen, om Meyers de genadeslag te geven. Maar zover zou het gelukkig niet komen. Eensklaps werd er geroepen: "Hout op want hy heeft den kop in". Hieraan dankte Meyers zijn redding. De waard Sander Merckelbach, had bij dit alles lijdelijk toegezien. Nu greep hij het slachtoffer in zijn nek. Hij voegde hem toe: "Dou gaudief, zouwst dou mich weer rusie in mijn huys aenvangen?" en wilde hem buiten de deur werpen. Meyers trachtte zich te verweren, maar dit was voor de overigen het sein om het pak slaag nog eens dunnetjes over te doen. Het regende opnieuw slagen op hem en zijn beste jas werd in stukken gescheurd. Meyers zal wel een zucht van verlichting geslaakt hebben, toen hij eindelijk de sterrenhemel boven zich zag.
De justitie stelde een streng onderzoek in en strafte de "agresseurs" op gevoelige wijze.
Zo eindigde in 1765 een verhitte kermismaandag in Voerendaal.
Reageer
|