Retersbeek
Ik ben in 1948 in Retersbeek geboren. Hier heb ik helaas maar kort gewoond; alleen de eerste negen jaar van m'n leven om precies te zijn. Ik zeg "helaas", omdat ik nog altijd goede herinneringen heb aan mijn geboorteplek en vroege jeugd.

We woonden destijds aan de Retersbekerweg (op de foto rechts); naast het toenmalige café van mijn opa, dat zo'n beetje in het midden van Retersbeek lag. Daar tegenover ligt nu "de IJsput". De Retersbekerweg was tijdens de eerste jaren van mijn leven nog niet verhard! Er kwam nauwelijks verkeer door de straat. Toch ben ik hier maar liefst drie keer door een motor aangereden. Gewoon omdat ik niet uitkeek! Een auto in Retersbeek was in die tijd nog iets bijzonders!
Toen ik in de derde klas van de lagere school in Voerendaal zat, kreeg mijn vader een dodelijk ongeluk in de mijn, waar hij werkte. Dat was de ON-III in Heerlerheide. Op die plek ligt nu de school van onze twee kleinkinderen! Redelijk snel na het ongeluk zijn we - noodgedwongen - naar Heerlen verhuisd; naar de Molenberg, waar we dicht bij een broer van mijn moeder kwamen te wonen. Zeker in een tijd dat er nog geen Algemene Bijstandswet was, was het voor mijn moeder moeilijk om de eindjes aan elkaar geknoopt te houden. Toch heb ik nooit het gevoel gehad, dat we iets tekort kwamen.
Ik kan me nog goed herinneren hoe we elke dag vanuit Retersbeek naar de school in Voerendaal en daarna omgekeerd weer terug naar huis liepen. Een fiets hadden we niet. Dat betekende elke dag zo'n halfuur lopen, behalve dan de woensdag en de zaterdag. En dat viér keer op een dag.

Als kind had je nog geen weet van afstanden, dus je wist ook niet of dat veel was. Je liep het gewoon! De kinderen, die naar school gingen, verzamelden zich elke dag bij het begin van het Puttersvoetpad, dat langs kasteel Puth liep en uitkwam op de Parallelweg.
Als we voorbij kasteel Puth gekomen waren, kwamen we al in de buurt van de Sint Laurentiuskerk. Vandaar liepen de jongens en de meisjes in afzonderlijke groepjes verder naar school; de jongens- of de meisjesschool. We bleven altijd als groepje bij elkaar, en we hadden de instructie om nooit met een vreemd iemand mee te gaan, maar vooral bij elkaar te blijven. Deze vorm van sociale controle was beslist niet overdreven.
In de zomer stonden de velden aan weerszijden van het Puttersvoetpad vol met koolzaad. Het hele landschap was geel gekleurd. Prachtig! Wat de boer minder prettig zal hebben gevonden, is dat de kinderen elkaar, als het koolzaad rijp en geel was, weleens bij de hand namen en een rij vormden. Vervolgens werd begonnen met rennen, en als het kind vooraan op een gegeven moment pas op de plaats maakte, lanceerde 'de rij' als het ware de laatste in de rij, die dan door het koolzaad vloog. Als een van 'de kleintjes' viel me deze 'eer' vaker te beurt. En het gekke was: bang was je niet. Je deed het gewoon, want je wilde je als 'kleine' niet laten kennen.

Wat ik me ook nog goed kan herinneren, is een moment in de winter, waarop ik in mijn eentje vanuit de school terug naar huis moest. Ik had namelijk straf gehad en moest daarom nablijven. Ik kwam terecht in een heuse sneeuwstorm en kon gelukkig schuilen bij het bruggetje in de buurt van de Parallelweg. Het was - in mijn beleving - bar en boos. Gelukkig kwam na enige tijd een al wat groter meisje uit Retersbeek voorbij, die me zag en meenam tot aan de Retersbekerweg. Ik herinner me haar nog steeds als mijn reddende engel!
Kleine momenten: maar ze zullen me altijd bijblijven!
John Habets
Reageer
|