Een krantenbericht kan zoveel vertellen over het Voerendaal van vroeger. Het onderstaande artikel stond in de Limburger Koerier van 7 november 1940 en is integraal overgenomen.
Gouden huwelijksfeest te Voerendaal
Voor 50 jaar op Kermismaandag
Voerendaal - Wanneer men de beide oudjes die op Woensdag 13 nov. a.s. hun gouden bruiloft hopen te vieren moet gaan opzoeken, zal men hen niet vinden in een dichtbevolkte dorpsstraat maar men moet daarvoor heelemaal buiten de bebouwde kom van Voerendaal het veld in. Langs het mooie kasteel Puth aan het einde van de eikenlaan ligt het huisje van Hendrik Moonen en Maria Kleynen de beide oudjes, waarover wij hierboven reeds spraken.
Midden tusschen de uitgestrekte weiden en akkers van de op eenigen afstand gelegen boerderijen Puth en Hoenshuis ligt hun woning. Zeer mooi zal het daar ongetwijfeld zijn, wanneer de zomer in al zijn pracht de akkers omtoovert in golvende roggevelden en bloeiende weiden, doch in den winter zal het ook wel groote moeilijkheden opleveren, wanneer men zoo ver van de buitenwereld is afgezonderd.
Het is een schoone herfstdag, ietwat koud, doch die overigens nog voldoende van de natuur te
genieten geeft, als wij een bezoek gaan brengen aan de aanstaande gouden jubilarissen.
Moeder Moonen komt zelf de deur openmaken en wij vinden de heele familie bezig aan de vieruurs-koffietafel. Wij vinden daar rond de tafel alle leeftijden vereenigd: vader Moonen is 80 jaar, zijn vrouw is 10 jaar jonger en telt 70 lentes; verder zien wij daar hun dochter, die gehuwd is en bij hen inwoont, alsmede enkele kleinkinderen. De overige 8 kinderen zijn allen getrouwd en wonen elders.
Na een kleine inleiding raakt vader Moonen aan het vertellen. Hij is iemand die zich alles goed van vroeger kan herinneren en met geringe moeite zijn toehoorders met hart en ziel kan terugplaatsen in een tijdperk van 60 á 70 jaar geleden.
Het was op kermismaandag in 1890, toen wij te Ten Esschen-Voerendaal in het huwelijk traden,
aldus vader Moonen, en hij voegde daaraan toe dat op dienzelfden dag in het nabije gehucht Weustenrade "der Driek Leunissen" gepakt werd. Hij doet hierover een interessant verhaal waaruit wij moeten opmaken, dat "der Driek Leunissen" in dien tijd een schrik voor de heele buurt was, iemand die als bendeleider met rooven, stelen en oplichten de streek onveilig maakte. Vele oudere menschen uit Weustenrade en omgeving zullen zich de geschiedenis van "der Driek Leunissen" nog wel herinneren.
Op onze vraag, wat hij alzoo voor de kost gedaan had, antwoordt Moonen: "Ik heb zoowat altijd in het boeren- en tuinderswerk gezeten. Alleen na den oorlog van 1870 ben ik eenigen tijd in Duitschland aan het brikkenwerk geweest." "De kanonschoten van den oorlog van 1870 heb ik noch hooren bulderen", zegt hij. "In 1911 ben ik als tuinman bij de Gravin zu Stolberg-Stolberg op Kasteel Puth gekomen. Die heeft toen het huisje, waar we thans in wonen voor ons laten bouwen en wij kunnen daarin vrij blijven wonen tot aan onzen dood". De beide oudjes zijn aan dit huisje en hun omgeving gehecht geraakt. "De kinderen hebben ons als meermalen gevraagd of wij niet wat dichter bij de kerk en in de bewoonde wereld wilden gaan wonen - er is n.l. hier geen electrisch licht en geen waterleiding - maar ik ga hier niet weg" zegt Moonen triomfantelijk, "alvorens dat ze mij naar het kerkhof dragen".
Wanneer we beide oudjes vragen, hoe zij zich anders nog houden op hun ouden dag, antwoordt vader Moonen, dat het ondanks zijn 80 jaren, nog tamelijk goed gaat, alleen heb ik last van het beven der handen, maar werken kan ik nog goed zoolang ik werk heb en wanneer ik geen werk meer heb, dan sterf ik ook." Ook Moeder Moonen, die zich wat meer op de achtergrond houdt en wat minder spraakzaam is dan haar man, is nog zeer rap en doet nog veel werk in de huishouding.
"Was het feest maar voorbij want dat zal een heele drukte worden, wanneer de kinderen met hun echtgenooten en het nakomelingschap van 33 kleinkinderen in het kleine huisje ons komen bezoeken"zeggen de beide oudjes "Wij hadden nog liever, dat er geen feest gevierd werd, maar de kinderen willen het zoo hebben. In ieder geval zal het aan de tijdsomstandigheden worden aangepast."
De echtelieden Moonen-Kleynen zijn ook steeds trouw lezer van de Limb. Koerier geweest, "vroeger kregen we de krant met de post, doch thans wordt ze door den bode per fiets bezorgd", zegt Moonen.
Ja, de beide oudjes hadden ook foto's laten maken voor het indentiteitsbewijs. Zij waren daarvoor naar Heerlen moeten gaan. "Waar zoo'n foto al niet goed voor is" zegt vader Moonen lachend, "want toen wij de foto's gingen maken kwamen wij een oud vrouwtje tegen en die zei: ik heb een foto laten maken; ik heb een "kreng" van een kat, die altijd naar de kelder ging, en nu heb ik een foto van mij in den kelder gezet en sindsdien komt ook de kat niet meer in den kelder". Wij moesten hierover nog eens hartelijk lachen.
Wanneer Moonen ons al zoo ijverig ziet nooteren merkt hij ineens op "Komt dat nu allemaal in de krant, wat ik verteld heb, want de vrouw heeft mij al gezegd: zeg maar niet te veel aan dien man van de krant" en hij voegt er lachend aan toe "ja die vrouw van mij is klein, maar ze zit nog steeds achter mij heen en tikt mij nu en dan eens op mijn ooren, als ik te veel vertel." Moeder Moonen kent echter ook de streken van haar man en kan een kwinkslag verdragen.
Na nog wat over het feest zelf te hebben gepraat, dat wordt ingezet met een H. Mis tot dankzegging, nemen we afscheid van de beide aanstaande jubilarissen en wenschen hun nog vele jaren van gelukkig samenzijn in deze rustige omgeving.
Vele buren hebben deze oudjes niet, doch de bewoners der nabijgelegen boerderijen zullen zich op den feestdag toch ook wel niet onbetuigd laten.
In het verhaal hiernaast staan enkele zaken die (oud)-inwoners van Voerendaal bekend moeten voorkomen. Het huisje waarin het echtpaar Moonen-Kleynen heeft gewoond staat er nog altijd. Het is helemaal opgeknapt en er is aangebouwd. Het staat schuin tegenover de hoeve Puth richting Hoenshuis en grenst pal aan de Golfbaan.
Als jonge jongens speelden we in en om dit huis dat er destijds vervallen bij lag. Het was in de vijftiger jaren het enige huis dat dicht bij kasteel Puth lag, dus er is geen twijfel mogelijk dat het hier over hetzelfde huis gaat. Saignant detail: ik en mijn neef Jan speelde ook in en om deze woning en wij wisten toen niet dat dit de oude woning was van Jan's overgrootouders. Het pand Hoensweg 8 zoals het er in 2014 bij staat.
Het echtpaar Moonen-Kleynen kreeg acht kinderen in plaats van negen kinderen zoals het verhaal doet geloven, waarvan er drie vroegtijdig overleden. Op het moment van hun vijftig jarig jubileum waren er nog vijf kinderen in leven.
Het eerste kind van dit echtpaar was Jan Hendrik Moonen, geboren 22 september 1892 te Voerendaal. Hij huwde op 24 juni 1920 te Klimmen met Maria Hubertina Habets. Zij waren de ouders van Wiel Moonen, geboren 8 maart 1922 te Weustenrade (Klimmen), overleden 6 september 1977 te Voerendaal.
Wiel Moonen huwde op 20 januari 1949 te Voerendaal met Annie Reubsaet, geboren op 30 maart 1926 te Heerlen en overleden op 18 juni 2006 te Heerlen. Annie was de dochter van Harie Reubsaet en Clara Dohmen, en de zus van Nico Reubsaet, mijn vader. Wiel Moonen en Annie Reubsaet woonde in de Panhuisstraat op nummer 23 in Voerendaal.
Wel zijn er enkele kanttekeningen te plaatsen bij het krantenbericht.
Volgens de Limburger Koerier viert het echtpaar op 13 november 1940 hun 50 jarig huwelijksfeest. Volgens genealogische gegevens zijn zij gehuwd op 12 november 1891 te Voerendaal. Dit betekent dat het echtpaar nog een jaar moest wachten voor ze vijftig jaar gehuwd waren. Toch is het goed dat zij hun jubileum al in 1940 hebben gevierd. Op 1 november 1941 overlijdt Hendrik Jozef Moonen te Voerendaal, hij had dus zijn feestje niet meer kunnen meemaken.
Daarnaast is het vreemd om te vernemen dat hij in Ten Esschen is getrouwd. Bij mijn weten is daar nooit een kerk of gemeentehuis geweest. Het kan natuurlijk wel dat er op Ten Esschen een dependance van het gemeentehuis van Voerendaal was, maar dit lijkt me vreemd.
Ook de vermelding "kermismaandag" roept vraagtekens op. De maandagen in november 1890 vielen op 3,10,17 en 24 november.
Och, wie neemt het een oude man van 80 kwalijk dat zijn geheugen hem in de steek laat?
De klok die het echtpaar bij hun huwelijk cadeau kregen, een Junghans uit 1890, is via omzwervingen uiteindelijk bij mij terecht gekomen. Hij was in een erbarmelijke staat. De kast was helemaal door houtworm aangetast, het uurwerk liep niet meer. De ornamenten waren gelukkig wel nog compleet, maar zaten allemaal veel te los.
De kast heeft een bijzondere behandeling gehad. Elk onderdeeltje, latje, tolletje en deurtje werd losgemaakt. Het superdunne glas, voorzichtig opgeborgen. En het houtwerk verdween voor een maand in de diepvriezer -22 graden. De klok ging naar de klokkenmaker en werd volledig gerestaureerd. Na een maand is het houtwerk ontdaan van alle verf, vernis en wasresten. Alle houtworm gaten werden gevuld met harde was. Daarna werd de kast weer in elkaar gezet en in de was gezet.
De klok loopt weer perfect, een keer in de week opdraaien en dan de verloren of ingelopen minuut corrigeren is voldoende.
Sommigen vinden het een lelijke klok, ik kan ze geen ongelijk geven, maar het is een erfstuk met een verhaal en dat maakt de klok weer mooi.