|
Het was het jaar 1939 en als kleine jongen kreeg je toch al van alles mee wat er zoal in de wereld gebeurde, zoals de crisis van de dertiger jaren met al zijn armoede en werkeloosheid, maar ook de spanningen van de op handen zijnde oorlog waar iedereen over sprak. De inval van de Duitse troepen in Polen en Tsjecho-Slowakije enz..
Maar dan komt het dichtbij, 10 mei 1940, Nederland wordt in een paar dagen onder de voet gelopen door een overmacht van Duitse troepen. Iedere stad of dorp kreeg te maken met de bezetter, ook ons vredige Voerendaal.....
Het was nog diep in de nacht toen we wakker werden van het zware geronk van de overvliegende vliegtuigen die waarschijnlijk hun parachutisten gedropt hadden.
Terwijl we onze ogen uitkeken naar de vele laag overkomende vliegtuigen kwamen er een tiental Nederlandse militairen, waarvan er een paar aan de grens verwondingen hadden opgelopen, op de fiets onze straat in (de Pontstraat in Kunrade) en vertelden dat ze tegen dat oprukkende leger, niet op konden. Ook vertelden zij dat van de springstofband, waarmee ze bomen op de wegen lieten vallen die voor een wegversperring moesten zorgen, de ontstekingen niet werkten. Oprukkende pantserwagens en tanks hadden hierdoor vrije doorgang.
Wij woonden destijds precies op de hoek van de Bergseweg en de Pontstraat. Schuin tegen over ons woonde de familie Lipsch en naast hun huis stond een grote dikke kastanjeboom.
Wij zagen iemand die op een priester leek en vier jonge jongens, mogelijk studenten, de straat in komen. De "priester" vroeg in zuiver Nederlands de weg naar Klimmen en Ransdaal.
Mijn ouders wezen hem naar de rijksweg Heerlen-Maastricht... Nee, nee, die weg was hun bekend, ze moesten een weg binnendoor hebben, toen wezen mijn ouders hen de weg via de Kampstraat over de Midweg richting Ransdaal, dat was echter een veldweg van grind met karrensporen en moeilijk begaanbaar en..., ja, die bedoelden ze. Ze bedankten ons vriendelijk, liepen naar de kastanjeboom, haalden een plankje uit hun tas en spijkerde het plankje tegen de boom. Nieuwsgierig zijn we gaan kijken wat er op dat plankje stond, Strase Gelp... Mijn vader zei toen; "Dat waren landverraders en dat was ook geen priester, we hebben die moffen de weg gewezen". De groep van vijf man was een voorpost die voor de volgende troepen de weg markeerden door middel van die plankjes.
Kort hierna kwamen de eerste motoren met zijspan. Ik kan me herinneren dat de eerste motorrijder een kaart bij zich had en naar het plankje keek en duidde dat ze rechtdoor moesten rijden. De volgende motoren met zijspan waren bewapend met mitrailleurs en daar achter pantserwagens gevolgd door troepen te voet en te paard met huifkarren. Ik vond het allemaal heel spannend, maar begreep er weinig van, er gebeurde dan ook weinig, alleen honderden soldaten die marsliederen zingend voorbij trokken.
De Sint Jozefschool aan de Hogeweg werd ingenomen voor inkwartiering van Duitse soldaten. Verder verliep alles rustig, toch hoorden we al dat er op grotere plaatsen veel weerstand was. Spoedig, na enkele dagen bleek ook België en Luxemburg door de Duitsers te zijn ingenomen. De eerste weken kwamen over de Heerlerweg door Kunrade in de richting van Heerlen, honderden Belgische krijgsgevangenen, waar deze gevangenen naar toe werden gebracht wisten we niet. De hier al jaren woonachtige Duitsers waren nu ook bezetters. Zij hielden een oogje in het zijl en zorgden dat kinderen van Duitsers naar de Duitse school gingen op de Schaesbergerweg in Heerlen. Ook kregen wij hier in Voerendaal een zogenaamd "witte huis" dat werd gevestigd in de voormalige kapperszaak van Claesen op de hoek van het Kerkplein en de Keerberg. Daar konden Duitsers terecht voor allerlei zaken en spullen die wij als Nederlanders niet meer kregen of waar we volgens de Duitsers geen recht meer op hadden. Hier en daar wapperde de hakenkruisvlaggen in plaats van het ons vertrouwde rood-wit-blauw aan de gevels.

St. Jozefschool
De leden van de NSB, de "Nationaal Socialistische Beweging", kregen baantjes bij de landwacht, een soort politiedienst. Als er spertijd was en wij 's avonds niet meer op straat mochten, controleerden de landwacht op straat en als je in overtreding was werd je vastgezet en verhoort op het politiebureau.
De NSB-ers stonden al voor de oorlog op hoeken en straten met hun krantje "Volk en Vaderland". Al vrij vlug vormde zich in veel gemeenten een verzetsgroep, ook hier in Voerendaal. Bekende namen uit die tijd kan men terug vinden op het oorlog- en verzetsmonument bij de Laurentiuskerk. Pastoor Vaesen en Kapelaan Vondenhof en enkele nooit te vergeten mannen uit onze gemeenschap vormden het verzet. Verzet tegen de nazi's door sabotage en het verspreiden van vlugschriften, het verwijderen van publicaties op publicatieborden, zorgen voor onderduikadressen voor mensen die door de Duitsers gezocht werden, een gevaarlijke bezigheid die enkelen van hen met de dood hebben moeten bekopen.
Mijn moeder had contact met de verzetsgroep van Sittard en ik bezorgde weleens gestolen distributie kaarten of berichtjes ook bracht ik wel eens een mijnheer (een onderduiker of een vluchteling uit Duitsland) bij een uitbaatster van een Café in het dorp. Later pas hoorde ik hoe het allemaal precies was geweest.
Vele verzetsmensen werden door verraad opgepakt en vonden de dood in de verschrikkelijke concentratiekampen. Onder deze verzetsmensen waren ook drie van mijn neven in de verzetsgroep van Sittard. De angst voor de nazi's en de NSB-ers was groot, ondanks de angst werd er steeds meer verzet en sabotage gepleegd. In 1943 maakte ik een razzia mee toen ik op weg was met de tram vanuit Heerlen naar Sittard. Bij het klooster van Leienbroek, net voor Sittard, werd de tram tot stilstand gebracht door een afdeling van de Grüne Polizei, een gevreesde afdeling van de SS. Iedereen moest eruit en maar schreeuwen, "Männer dahin, Frouwen dahin, Buben laufen!". Ik was toen nog een bub en ben zonder nog achterom te kijken doorgelopen naar mijn tante in Sittard.
Eindelijk was het dan zo ver, na bijna vijf jaren van bezetting en onderdrukking landen op 6 juni 1944 de eerste geallieerde troepen op de kust van Normandie. In onze linnenkast stond tussen de lakens en handdoeken een radio, waarmee we altijd code- en nieuwsberichten beluisterden en waarmee we nu konden volgen hoe de Duitsers steeds meer werden teruggedrongen. We vernamen hoe het front steeds dichterbij kwam en zo nu en dan zag je Duitse legervoertuigen richting Duitsland rijden.
Juni en juli gingen voorbij en de spanning werd steeds groter en de sfeer werd steeds grimmiger.

Spoorbrug over de Maas
Vrijdag 18 Augustus was een zwarte dag voor Maastricht. De geallieerden bombardeerden de spoorbrug over de Maas om de terugtrekkende Duitse troepen de weg af te snijden. Maar dat liep helemaal verkeerd, de spoorbrug bleef overeind en een woonwijk werd getroffen waarbij veel doden en gewonden te betreuren vielen. Ondertussen werden de winkels zo goed als niet meer bevoorraad en veel artikelen zoals boter, brood en eieren, waren niet meer te krijgen. De zwarthandel stak de kop op en alles werd onbetaalbaar duur. Een kilo boter tussen de 50 en 70 gulden of een eitje voor 1 gulden en 25 cent enzovoort, dat waren de prijzen in die dagen en de zwarthandelaren deden ondanks alle ellende goede zaken en verrijkten zich zo aan het eind van de oorlog ten koste van de bevolking.
In september vernamen we dat de Amerikanen de Nederlandse grens bij Eysden genaderd waren, nu kon het niet lang meer duren. Gewonden en zeer vermoeide terugtrekkende Duitsers met huifkarren en pantserwagens vormden het straatbeeld. Amerikaanse en Engelse vliegtuigen beschoten deze terugtrekkende troepen. Bij de Mariaschool en op de Heerlerweg stonden enkele getroffen voertuigen in brand. Deze berichten druppelde langzaam binnen, ook het bericht van het naderbij komen van het front via de Ardennen in België.
De laatste paar weken voor de bevrijding waren wel heel spannend, het was een grote troepenverplaatsing van de Duitsers. Zingend zoals ze 10 mei 1940 waren binnen gekomen, zo keerden ze nu weer terug richting Duitsland, "Der Heimat". Ze zagen er gehavend uit en hier en daar zag je iemand in het verband, een kleine aanwijzing van een mogelijke confrontatie met de Amerikanen. Hun arrogantie had bepaald geen schade opgelopen van de schermutselingen want op de vele pantserwagens, tanks en huifkarren, was het opschrift gekalkt "Stalin, wir kommen". De Russen waren immers actief aan het Oostfront, blijkbaar wilden ze de toeschouwers doen geloven dat er geen sprake van terugtrekking was, maar dat het front alleen maar naar het oosten werd verlegd. Steeds meer zagen we geallieerde vliegtuigen in de lucht die de vele Duitse colonnes vanuit de lucht bestookten. Meer en meer zag je brandende voertuigen langs de kant van de weg die de terugtrekkende duitsers moesten achterlaten. Zwarte rookwolken en het ontploffen van de aanwezige munitie in die voertuigen maakte je bijna dagelijks mee. Het was ook zeer angstaanjagend, want doordat ze in het nauw zaten wist je niet wat ze deden. Er was blijdschap aan de ene kant en angst aan de andere kant.
Dat voor ons de bevrijding nabij was, was te zien aan de grote groepen Duitsers die zich dagelijks verplaatsten in de richting van de Duitse grens. Op de nog enkele huifkarren, door schichtige paarden getrokken, zaten ook gewonde militairen.
Ineens waren er op straat zo goed als geen Duitsers meer te bekennen, wel hielden zich nog Duitsers schuil voor de optrekkende geallieerden. In een graanmolen tegen over ons huis hadden ze nog een radiopost en bij enkele boerderijen, schuren of binnenplaatsen stonden nog een paar pantserwagens opgesteld, overdekt met een camouflagenet, maar zo gauw als ze zich weer gingen verplaatsen waren de vliegtuigen van de Amerikanen er als de kippen bij om, indien mogelijk, ze onklaar te maken. Ze scheerden zo laag over dat je de piloot zo kon zien zitten.
Inmiddels was het 13 September geworden en we hoorden dat de Amerikanen bezig waren aan de inval in Maastricht. Eindelijk was het zo ver, nu zou het front ook vlug bij ons zijn. De afstand is nog maar drie en twintig kilometer en jawel hoor, 14 September 1944, melde radio Oranje dat Maastricht, de eerste stad in ons land was bevrijd, "vrij!", nu wij nog. De Duitsers boden zo goed als geen tegenstand meer en probeerden het vege lijf te redden. Je zag er steeds minder en de enkeling die we nog zagen, zagen er verwilderd uit en riepen: "Wir kommen von Frankreig, die Seine und Marne sind rot von Duitschen soldaten blut!" Stiekem dacht ik; "Dan hadden jullie daar en bij ons weg moeten blijven!".

Aftocht van Duitse soldaten
In de dagen die volgden hoorde je de kanonnen van de Amerikanen in de buurt van Valkenburg hun granaten afvuren en suizend hoorde je de granaten over ons heen gaan om even later de inslag te horen. Het waren gevaarlijke en toch spannende dagen, nog maar een paar dagen namen we aan, dan zijn ook wij eindelijk vrij. Toch kregen wij op 16 September alsnog de schrik van ons leven. In de middag, zo rond een uur of drie, wordt er op de deur geklopt. Mijn moeder deed open en daar stond een Duitse officier, een arts, met twee gewonde militairen op de stoep en vroeg of hij deze jongens bij ons binnen mocht verzorgen. "Ja natuurlijk mag dat", want weigeren durfde je, ondanks de euforie over de op handen zijnde bevrijding, niet. Je wist niet wat weigering voor een consequentie zou hebben. En terwijl de arts bezig was deze militairen te verzorgen, melde zich in de linnenkast... "Radio Oranje met de laatste berichten...". We wisten niet waar we moesten kijken. De arts luisterde ook, keek ons aan en zei; "Morgen sind die Ammie's hier bei inen". Hij bedankte voor de gastvrijheid en vertrok zonder veel woorden. De schrik zat er goed in bij ons, was het al die jaren goed gegaan en dan zou het op de laatste uren nog fout gaan. De arts had gelijk, op zondag 17 september, zo rond 1 uur 's middags, rolden de eerste Amerikaanse tanks via de Midweg, de Kampstraat en ook via de Valkenburgerweg ons dorp binnen en waren we vrij. In de namiddag en avond volgde de bevrijding voor Heerlen.
Bij de inval van de geallieerden in ons dorp was er toch nog wat Duitse weerstand vanuit enkele boerderijen die dan ook door de Amerikaanse tanks in brand werden geschoten. Enkele fanatieke Duitsers hadden zich met "pantservausten" in een hinderlaag opgesteld in de putten waarin het wintervoer voor het vee was opgeslagen. Het duurde niet lang voor we de eerste bevrijders, de Amerikanen van de Old Hickory divisie, de hand konden drukken en we probeerden hen met handen en voeten te vertellen hoe blij we waren. 17 September was ook de dag dat we weer eens echte koffie proefden, een echt witbroodje konden eten en natuurlijk net als zo velen een echte sigaret konden roken. We kregen meer, blikken met eten, chocola enzovoorts. De feestroes was begonnen, er klonk niet alleen het Wilhelmus en Oranje boven, maar ook werden weer de rood-wit-blauwe vlaggen te voorschijn gehaald, die nu weer vrijuit aan de gevels mochten wapperen en de vreugde van ons Voerendalers benadrukten. Terwijl de brandlucht van de kapot geschoten voertuigen van de Duitsers en de nog in brand staande gebouwen, waaronder enkele boerderijen, de lucht vervuilde, verlieten de eerste Amerikaanse tanks weer ons dorp in de richting Heerlen.
In de eerste dagen van de bevrijding verrees op een stukje weiland naast het huis van de dames Van d'r Heide aan de Kunderlinde, waar nu de notaris woont, een koffiebranderij en onder de poort van de limonadefabriek van Moulen op de Heerlerweg een broodbakkerij, waar velen een zak koffie en brood hebben gekregen.
17 September onze bevrijdingsdag, maar het was ook de dag dat de eerste NSB-ers en Duitsers die hier woonden en het hier tijdens de bezetting voor het zeggen hadden, door het verzet werden opgepakt en opgesloten, als ze al niet samen met de terugtrekkende Duitsers gevlucht waren.
Hiervoor werd een linkergedeelte van de
St. Jozefschool gebruikt. Ook werden gevangen Duitsers en NSB-ers overgebracht naar kasteel Hoensbroek en naar de Rijkswerkplaats te Heerlen. Vrouwen en meisjes die omgang met Duitse militairen hadden gehad werden opgepakt en publiekelijk ontdaan van hun vaak mooie haardos.
De herfst en de winter stonden voor de deur en vanuit Duitsland kwam er steeds meer weerstand en zodoende kwamen de fronten tot stilstand. Er vielen over en weer veel doden. De zware kanonnen van de Amerikanen die eerst in de buurt van Valkenburg stonden, werden verplaatst en stonden nu halverwege Heerlen achter de boerderij "De Marehoek" van boer Moonen. Van daaruit schoten ze richting Duitsland. Zware vrachtwagens "GMC's" stonden in de Bergseweg vol met granaten voor deze kanonnen en de chaufeurs van deze trucks sliepen in de graanmolen van Pieters bij ons tegenover. Bij Op gen Hek, net achter de waterpomp aan het einde van de Kampstraat, sloegen de Amerikanen een groot bivak op met heel veel voertuigen en radioposten. Een Duits verkenningsvliegtuig had dit bivak waargenomen en een tijdje later liet een Duits vliegtuig een bom vallen. Deze viel echter in de greppel in de buurt van de Kapelhof. Diezelfde nacht werd er met kanonnen vanaf Duitsland geschoten, bedoeld voor de mannen en voertuigen in dat weiland bij Op gen Hek, maar die troffen geen doel, maar wel enkele huizen op de Kampstraat zoals dat van de families Egberts, Gorissen en Raven.
De grensplaatsen zoals Eygelshoven, Chevremont, Bleierheide en Kerkrade, werden niemandsland en de mensen werden geëvacueerd. Tijdens deze tocht naar een plek achter het front werden deze mensen beschoten door een Duits jachtvliegtuig. Ook wij hadden een gezin van Chevremont bij ons in huis en ook al waren we bevrijd, de oorlog was voor ons nog niet voorbij.
Inmiddels was men in Margraten begonnen met het aanleggen van een militaire begraafplaats. We fietsten er heen om te kijken, we hoorden namelijk gruwelijke verhalen, en ze waren gruwelijk! Vrachtwagens vol met gesneuvelde soldaten stonden in de straten, vol met lijken, hier pas werd je je bewust van de gruwel van de oorlog, hier kon je het resultaat van de hevige gevechten aanschouwen. De bewoners van Margraten hielpen mee met het delven van graven, in de inmiddels hard bevroren grond. Waar misschien niemand op gerekend had was het Ardennen offensief en weldra was er te weinig grond in Margraten om alle soldaten te begraven.
Het westen van ons land ging nog gebukt onder de hongerwinter, terwijl wij al bevrijd waren.
Mei 1945, de al langer verwachtte capitulatie van Duitsland was een feit, de oorlog was voorbij, we waren vrij, eindelijk vrij!
Dit, wat ik mij kan herinneren en heb opgeschreven is nu bijna 75 jaar geleden, jammer genoeg heeft men nog steeds niets geleerd, nog dagelijks blijven onschuldige mensen dood door oorlogsgeweld. Wanneer zal eens het gezonde verstand zegevieren?!
Herdenken kunnen we, maar vergeten doen het we NOOIT!!
Mathieu Clemens.
Voerendaal, 4 September 2014
|